Onderzoeksdomein 1.

‘de lerende’

In onderzoeksdomein 1 staat ‘de lerende’ centraal, met nadruk op optimale trajecten voor elke leerling in een steeds diverser wordende samenleving. In onderzoekslijn 1.1 wordt voortgebouwd aan een databank die de feitelijke studietrajecten van leerlingen in het secundair onderwijs in kaart brengt. In onderzoekslijnen 1.2 (preventie van spijbelen en vroegtijdig schoolverlaten) en 1.7 (aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt) worden de finaliteiten van het leerplichtonderwijs (een startkwalificatie voor elke jongere en een optimale aansluiting met de arbeidsmarkt) onderzocht.

De andere onderzoekslijnen in dit luik zoomen in op specifieke aspecten van diversiteit en sociale ongelijkheid. Belangrijke beleidsdossiers zoals de bijsturing van het GOK-beleid (onderzoekslijn 1.3), het M-decreet (onderzoekslijn 1.4), taalbeleid (onderzoekslijn 1.3), duaal leren en omgaan met diversiteit (onderzoekslijn 1.6) komen daarbij aan bod.

Onderzoekslijn 1.1:

Continuering van de longitudinale dataverzameling in het secundair

Samenvatting

In LiSO-project worden de loopbanen van leerlingen in het secundair onderwijs in kaart gebracht. LiSO (Loopbanen in het Secundair Onderwijs) is een grootschalig onderzoeksproject in Vlaamse secundaire scholen. Eén cohorte leerlingen (6782 leerlingen) wordt sinds 2013 gevolgd tijdens hun schoolloopbaan in het secundair onderwijs. De LiSO-scholen zijn gesitueerd in de regio Mechelen – Aarschot- Vilvoorde. Er is gekozen voor een regionale steekproef omdat op die manier leerlingen die van school veranderen beter opgevolgd kunnen worden.
In het LiSO-project worden loopbanen van individuele leerlingen opgevolgd om van daaruit het onderwijssysteem te evalueren. Het LiSO-project beroept zich op theoretische kaders uit onderwijseffectiviteitsonderzoek. Vooral het CIPO-model is richtinggevend omdat leerlingresultaten (output) verklaard worden aan de hand van context-, input- en proceskenmerken. De output in het LiSO-onderzoek is niet beperkt tot prestaties (wiskunde en begrijpend lezen), maar omvat ook nietcognitieve resultaten (welbevinden, interesse, mindset, …) en schoolloopbaankenmerken (studiekeuze, zittenblijven, …).

Promotoren

Promotor: Bieke De Fraine
Co-promotoren: Karine Verschueren, Katja Petry, Bram Spruyt, Mieke
Van Houtte, Ignace Glorieux, Kris Van den Branden

Download hier het volledig meerjarenplan

Onderzoekslijn 1.2:

Preventie van spijbelen en vroegtijdig schoolverlaten

Samenvatting

Deze onderzoekslijn beoogt een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van een preventief en geïntegreerd beleid rond spijbelen en vroegtijdig schoolverlaten op schoolniveau. Daartoe voorzien we optimaal gebruik te maken van bestaande data (scholenonderzoek en administratieve data), de afname van een expertsurvey en een case-study. Concreet zullen in de looptijd van het steunpunt vier werkpakketten worden uitgewerkt dewelke zich vertalen in overeenstemmende onderzoeksvragen.

  1. Hoe situeert Vlaanderen zich qua spijbelen en VSV in internationaal perspectief? En welke kenmerken verklaren die positie?
  2. Welke zijn de randvoorwaarden voor het opzetten, implementeren en uitvoeren van een geïntegreerd zorgbeleid rond spijbelen en VSV? Welke worden er toegepast? Welke werken (niet) en waarom?
  3. Welke indicatoren spelen een belangrijke rol in het identificeren van spijbelen? Kunnen we op basis van deze indicatoren scholen classificeren in verschillende types? Welke overkoepelende preventieve strategieën houden verband met spijbelen?
  4. Met welke uitdagingen en knelpunten worden Vlaamse scholen geconfronteerd bij het implementeren van centrale beleidsmaatregelen en bij het afstemmen ervan op de specificiteit van de lokale context?

Promotoren

Promotor: Bram Spruyt

.

Onderzoekslijn 1.3:

Gelijke onderwijskansenbeleid: verklarende inzichten

Samenvatting

In deze onderzoekslijn spitsen we de aandacht op het GOK-ondersteuningsbeleid, d.i. de extra omkadering en werkingsmiddelen die aan scholen worden toegekend in functie van leerlingenkenmerken die verwijzen naar de socio-economische achtergrond (SES) en thuistaal. Dit beleid, dat in 2003 gelanceerd werd en nadien door verschillende decreten, besluiten en omzendbrieven versterkt, laat tot op heden onvoldoende overtuigende impact zien. De vraag stelt zich hoe de (ogenschijnlijk) zwakke effectiviteit van het ondersteuningsbeleid verklaard kan worden. Gedeeltelijke antwoorden werden reeds naar voren geschoven in het onderzoek van SSL rond dit thema.

In deze onderzoekslijn zullen vier onderzoeksvragen centraal staan:

  1. Is het werkelijk zo dat Vlaanderen in het voorbije decennium geen vooruitgang geboekt heeft op het vlak van gelijke onderwijskansen?
  2. Welke andere landen doen het op dit vlak beduidend beter, of hebben meer beduidende vooruitgang geboekt dan Vlaanderen?
  3. Welke structurele factoren verklaren de twijfelachtige effectiviteit van het Vlaamse GOKondersteuningsbeleid?
  4. Welke maatregelen kunnen overwogen worden om de effectiviteit van het GOK-beleid te versterken?

Promotoren

Promotor: Ides Nicaise
Co-promotoren: Steven Groenez, Bieke De Fraine

Download hier het volledig meerjarenplan

Onderzoekslijn 1.4:

M-decreet in de Vlaamse scholen: praktijken en achterliggende processen en mechanismen

Samenvatting

Het M-decreet wil meer kinderen met specifieke onderwijsbehoeften een plaats bieden in het gewoon onderwijs en stuurt aan op een meer inclusief onderwijssysteem (Crevits, 2014). Deze onderzoeklijn zet in op het verkrijgen van wetenschappelijk onderbouwde inzichten in de wijze waarop het Mdecreet vorm krijgt in het Vlaamse onderwijs. Volgende algemene onderzoeksdoelen liggen aan de basis van deze onderzoekslijn: Hoe krijgt de implementatie van het M-decreet vorm? Worden de beoogde doelen van het M-decreet gerealiseerd op macro-, meso- en microniveau? Wat is de impact van het M-decreet op leerlingen, ouders, leraren en scholen gewoon en buitengewoon onderwijs, CLBmedewerkers, op processen van doorverwijzing en op de ontwikkeling van zorgbeleid en –praktijk in scholen? Treden er onbedoelde en ongewenste neveneffecten op en zijn hier verklaringen voor? Via een reviewstudie, een jaarlijkse monitoring (uitgevoerd door de Vlaamse overheid), een gerichte kwantitatieve dataverzameling en longitudinaal case studie onderzoek, wordt informatie verzameld.

Promotoren

Promotor: Elke Struyf
Co-promotoren: Karine Verschueren en Katja Petry

Onderzoekslijn 1.5:

Taalstimulerende maatregelen in de praktijk

Samenvatting

In het onderwijsbeleid van de Vlaamse regering nemen taalstimulering Nederlands en taalbeleid al geruime tijd een centrale plaats in. Door de invoering van onder andere de verplichte taalscreening en de toolkit breed evalueren probeert de overheid schoolteams te sensibiliseren, stimuleren en ondersteunen om de taalvaardigheid Nederlands van alle leerlingen te bevorderen en zo gelijke onderwijskansen te garanderen. In deze onderzoekslijn worden de taalscreeningspraktijken en de taalstimulerende maatregelen die basis- en secundaire scholen ondernemen in kaart gebracht. Daarnaast wordt onderzocht wat de effecten van die praktijken en maatregelen zijn op de taalvaardigheid Nederlands van de leerlingen, rekening houdend met een aantal kenmerken van de scholen en leerlingen, zoals ligging en GOK-indicatoren. Door middel van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek kunnen we aangeven hoe en waarom scholen en leerkrachten bepaalde taalscreeningspraktijken en taalstimulerende maatregelen implementeren én welke initiatieven het meest dan wel het minst effectief zijn in een bepaalde onderwijscontext

Promotoren

Promotor: Kris Van den Branden
Co-promotoren: Koen Jaspaert, Piet Van Avermaet, Stef Slembrouck, Steven Verheyen, Goedele Vandommele

Download hier het volledig meerjarenplan

Onderzoekslijn 1.6:

Evaluatiebeleid en diversiteit

Samenvatting

In dit thema willen we diepgaand onderzoek uitvoeren rond evaluatiebeleid en diversiteit. Onder evaluatiebeleid wordt zowel het formatieve als het summatieve niveau begrepen. De plaats van het dagdagelijkse evalueren binnen het beleid van de school zal dus meegenomen worden, waarbij mogelijke spanningen tussen het formatieve en het summatieve niveau mee in kaart gebracht zullen worden. Hierbij zal ook gekeken worden hoe dit zich verhoudt tot de percepties en ideeën die scholen hebben ten aanzien van een meer gecentraliseerd evaluatiebeleid. De algemene onderzoeksvragen voor dit thema worden als volgt geformuleerd:

  1. Hoe zien het evaluatiebeleid en de evaluatiepraktijk eruit in Vlaamse scholen in het kleuter, lager en secundair onderwijs? Welke hindernissen ervaren scholen in het opzetten en uitvoeren van hun evaluatiebeleid en -praktijk?
  2. Welke factoren bepalen evaluatiebeleid en -praktijk en wat zijn de beïnvloedende processen zowel op contextniveau (o.a. relatie school/ouders), schoolniveau, klasniveau (leraar) en leerlingniveau?
  3. Welke opvattingen, systeem- en culturele kenmerken van de school spelen een rol in het vormgeven van een evaluatiebeleid?
  4. Kunnen typologieën van evaluatiebeleid en -praktijken worden onderscheiden? In welke mate zijn deze aanwezig in Vlaamse scholen?

Promotoren

Promotor: Piet Van Avermaet
Co-promotoren: Koen Jaspaert, Kris Van den Branden, Mieke Van Houtte

Onderzoekslijn 1.7:

De relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Samenvatting

Deze onderzoekslijn bestaat in totaal uit 11 werkpakketten die gegroepeerd zijn binnen volgende vier thema’s: (A) Gedetailleerde en actuele evaluatie van de transitie van onderwijs naar arbeidsmarkt in Vlaanderen, (B) Evaluatie van de causale impact van beroepsgericht onderwijs, stages en STEMopleidingen op de doorstroom in en de succesvolle uitstroom uit het onderwijs, (C) Evaluatie van de korte- en lange-termijn leereffecten van werkplekleren en beroepsgericht onderwijs, en (D) Ex ante evaluatie van de veralgemening van duaal leren in het initieel arbeidsmarkt georiënteerd onderwijs in Vlaanderen

Promotoren

Promotor: Dieter Verhaest
Co-promotoren: Stijn Baert, Katleen De Rick, Ignace Glorieux